Ga naar hoofdinhoud

Door Nynke Feenstra

Bij het woord ‘toegankelijkheid’ is de eerste gedachte die opkomt bij mensen zonder beperking vaak “oprijplaten voor rolstoelgebruikers”. Toegankelijkheid als het letterlijk wegnemen van drempels voor mensen met een beperking. De eerste gedachte bij mensen met een beperking zal anders zijn. Voor hen gaat toegankelijkheid over autonomie, gelijkwaardigheid en participatie. Maar in de huidige aanpak van toegankelijkheid gaat de aandacht vaak uit naar de praktische zaken. Dit komt onder meer door de overheersende medische blik op ‘beperking’, namelijk: een beperking ‘zit’ in het lichaam van een persoon. Vanuit deze medische blik gaat toegankelijkheid over de vraag hoe je ‘dit gebrek’ kan compenseren. Hoe kan een doof persoon een audiotour in het museum volgen? Hoe kan een doof persoon begrijpen wat de dokter zegt?

Deze vragen zijn belangrijk voor toegankelijkheid maar zouden anders gesteld kunnen worden. Hoe zorg ik als museum dat een doof persoon zich welkom voelt en toegang heeft tot de verhalen die wij vertellen? Wat moet ik weten over communicatie met dove en slechthorende mensen zodat ik als dokter zo goed mogelijk de informatie kan overbrengen? Deze vragen onderzoeken dezelfde drempels, maar verschillen in benadering. De eerste twee vragen zijn gericht op het ‘niet kunnen horen’ en hoe dit kan worden ‘gecompenseerd’. De laatste twee vragen zijn meer omgevingsgericht. Wat kan ik als museum doen om ervoor te zorgen dat doven en slechthorenden kunnen genieten van ons museum en de collectie? Wat kan ik als dokter doen om ervoor te zorgen dat mijn patiënt zich op diens gemak voelt en ik alle informatie duidelijk kan overbrengen?

Deze omgevingsgerichte benadering sluit aan bij het ‘sociale model van beperking’ dat stelt dat een beperking niet in een persoon zit (medisch) maar zich in de omgeving bevindt waardoor een persoon zich beperkt kan voelen. Met andere woorden, een persoon is niet beperkt maar kan zich beperkt voelen wanneer de juiste voorzieningen niet aanwezig zijn. De ‘sociale blik’ richt de aandacht dus op de interactie tussen een doof persoon en diens omgeving. De vraag is: hoe kunnen we die interactie zo optimaal mogelijk maken? Hoe kan ik daar als museummedewerker of dokter een bijdrage aan leveren?

Bij het werken aan toegankelijkheid is het belangrijk om het idee van ‘compensatie’ weg te laten, en te (gaan) denken en werken vanuit de omgevingsgerichte benadering. De begrippen gelijkwaardigheid, autonomie en participatie bieden daarbij houvast. Hoe biedt je dove bezoekers verdieping aan bij de tentoonstelling zodat zij, gelijkwaardig aan horende bezoekers, toegang hebben tot extra informatie? Is de informatie over toegankelijkheid volledig en goed vindbaar op de museumwebsite zodat bezoekers met een beperking zelfstandig het museum kunnen bezoeken? Richt je je als dokter in het gesprek tot de dove persoon en niet tot de tolk NGT?

Toegankelijkheid gaat over het wegnemen van persoonlijke en organisatorische drempels om voorbij ‘kan wel’ en ‘kan niet’ te kijken, en vanuit een open houding te werken aan een omgeving waarin iedereen zich volwaardig voelt.

Referenties:

Sociale model van beperking: o.a. Abberley 1999; Finkelstein 1980, 2002; Oliver 1990, 1996

Back To Top
Naar de inhoud springen